Ligustica

Dit ras omvat meerdere, duidelijk onderscheidbare variëteiten. Men kan de donkere leerbruine variëteit, die haar geboorteland in de Ligurische Alpen heeft, wel als de voor de praktijk en voor de teelt de beste Ligustica beschouwen. De lichte variëteit, die vroeger vanuit de streek van Bologna naar alle delen van de wereld verzonden werd, bleek in verschillende werelddelen te voldoen, maar deze variëteit laat toch sterker de minpunten naar voren komen dan de donkere. De zeer lichte nateelten, zoals men deze in Noord- en Zuid-Amerika, Nieuw-Zeeland en Australië kent, beschikken over beslissende voor- zowel als nadelen en zijn volgens onze ervaringen minder geschikt voor kruisingsdoeleinden. De goudgele variëteit of Aurea, die eens zo populair was, bleek een mislukte ontwikkeling te zijn. Resultaten waarbij niet aangegeven is om welke variëteit het gaat, kunnen zeer misleidend zijn. Men kan de vier variëteiten van de Ligustica niet op een hoop gooien en in economisch opzicht en qua teeltmogelijkheid onder een noemer brengen.

De praktische waarde en de teeltwaarde van de Ligustica berust op de gelukkige combinatie van een groot aantal goede eigenschappen, zoals vlijt, zachtaardigheidvruchtbaarheid, zwermtraagheid, sterke bouwdrift, witte verzegeling van de honing, honingopslag niet direct in en om het broednest, reinheid, resistentie tegen ziekten en de neiging om bloemenhoning te prefereren boven bladhoning.

De laatst vermelde eigenschap is echter van belang in landen waar de kleur van de honing de prijs bepaalt. De Ligustica blijkt ook zeer goed te voldoen bij drachten uit de rode klaver. In nog een eigenschap blijkt de Ligustica boven de anderen uit te steken, namelijk in de resistentie tegen mijten – dit geldt weliswaar alleen voor de donkere, leerbruine variëteit.

De Ligustica heeft ook haar nadelen, zelfs heel belangrijke. Een gebrek­kige vitaliteit en een te grote broedlust zijn de meest zwaarwegende fouten waaruit haar nadelen voortkomen. De neiging om te vervliegen, wordt veroorzaakt door een zwak ontwikkeld oriëntatievermogen, is er nog een, die echter bij individuele opstelling – zoals die bijna overal ter wereld gepraktiseerd wordt – niet tot uiting komt.

Merkwaardig genoeg komen al deze nadelen heel karakteristiek in de zeer lichte Amerikaanse stammen het sterkst naar voren en daarbij komt nog een verspillend gebruik van de voorraden. De neiging om iedere druppel honing in broed en bijenvlees om te zetten bleek in de Europese situatie een beslissend minpunt te zijn. Merkwaardigerwijze zijn deze lichte nateelten bovendien extra gevoelig voor mijten. Dit is des te merkwaar­diger, daar de donkere leerbruine Ligustica meer dan een halve eeuw de meest mijtenresistente bij bleek te zijn.

Deze eenzijdige ontwikkeling van de lichte nateelt – Italiaanse stammen in Noord-Amerika – berust vermoedelijk op het feit dat de grote bijen-vermeerderingsbedrijven, die zich in de subtropische zuidelijke en westelijke staten bevinden, zich tegelijkertijd op de verkoop van de bijen toeleggen en daar speelt de honingproductie een ondergeschikte rol. Ze hebben daarom een extreem broedlustige bij nodig, die dan welis­waar onder belangrijk andere klimatologische omstandigheden jammerlijk faalt.

In de donkere, leerbruine Ligustica hebben we een combinatie van eigen­schappen die gunstig zijn voor de teelt en de productie, waaraan zij het te danken heeft dat we deze bij in alle werelddelen aantreffen. Bij toe­passing van een aan haar aangepaste bedrijfsmethode zal ze goed voldoen aan de eisen van zowel de beroepsimker, maar ook aan die van de hobbyimker en zowel voor de raszuivere teelt als voor de kruising. Voor kruisingsdoeleinden is ze zowel via vaderskant als moederskant geschikt voor de combinatie met alle rassen. In de beslissende teelt van de toekomst zal de donkere Ligustica vanwege haar universele geschiktheid de basis blijken te zijn voor iedere vooruitgang in de combinatieteelt.